Een aantal parameters wordt gekenmerkt door een duidelijk biologisch ritme.
Diurnale wijzigingen staan meestal onder de invloed van hypthalamus-hypofyse.
Zowat alle hormonen vertonen cyclische veranderingen tijdens de dag.
Onderstaande tabel geeft ter illustratie enkele parameters met het tijdstip waarbij de maximum en minimum waarden worden vermeld alsook de amplitude, uitgedrukt als percentage van het daggemiddelde.

Parameter Tijdstip maximum waarde Tijdstip minimum waarde Amplitude (% van daggemiddelde)

Labogids

Een aantal parmeters kent een seizoensgebonden variatie, vitamine D en caroteen stijgen tijdens de zomermaanden onder invloed van het UV-licht.

Het niet-nuchter zijn heeft in eerste instantie een invloed op de parameters welke uit de voeding worden geresorbeerd zoals glucose, triglyceriden, cholesterol.
Glucose komt twee uur na de maaltijd terug tot de basale waarde.
Voor de bepaling van de vetten is 12 uren nuchter blijven noodzakelijk.
Moeilijkheden bij de technische uitvoering van de testen worden het best vermeden door nuchtere bloedafname; troebel serum of plasma stoort bij immunonefelometrische en optische meettechnieken.

De lichaamshouding  heeft weinig invloed op componenten met een laag moleculairgewicht. Macromoleculen zoals eiwitten of sterk eiwitgebonden componenten zullen hoger zijn in staande positie (5 tot 15 %) dan in liggende houding.
Sommige componenten zoals catecholamines, aldosteron en renine zijn sterk bloeddruk gerelateerd en worden beïnvloed door de houding.

Een duidelijke stijging van de spierenzymes zoals CK, LDH, SGOT en aldolase, een toename in leukocytose (tot een verdubbeling).
Bij langdurige inspanning wordt door de anaërobe glycolyse verhoogde lactaatwaarden gemeten.
Metingen van microalbumine in urine zijn enkel betrouwbaar indien geen verhoogd fysieke activiteit heeft plaatsgevonden.

Vooral tijdens het derde trimester zorgt de toename van het plasmavolume voor effecten van hemodilutie (albumine, totaal eiwit, hematocriet).
Tijdens de zwangerschap is er een sterke toename van fibrinogeen en daardoor een toename in de bezinkingssnelheid. Leukocyten ?

Chronisch roken doet het carboxyhemoglobinegehalte in het bloed stijgen.
Chronisch roken heeft een invloed op het CEA gehalte (10 % heeft meetwaarden tussen 5 en 10 ng/ml).
Chronisch roken verhoogt de leukocytose.

Bij acute stress tengevolge van ziekte zullen de stress afhankelijke hormonen zoals glucocorticoïden, ACTH en catecholamines stijgen. Andere hormonen zoals gonadotrofines, TSH, aldosteron zullen dalen.
Een uitgesproken stijging van de “acute fase” eiwitten zoals CRP, haptoglobine, fibrinogeen en andere eiwitten zal optreden.

Directe invloed door de werking van het geneesmiddel.
Sommige geneesmiddelen interfereren bij de meting van bepaalde parameters. Het is aangewezen de medicatie te vermelden zodat bij ongewone resultaten de interferentie kan worden onderzocht.

Administratieve fouten

Verkeerde identificatie is de belangrijkste foutenbron bij de laboratoriumonderzoeken. De kans op fouten kan verminderd worden door alle buizen te identificeren en de identiteit van de patiënt te controleren bij de bloedafname, zoals hoger vermeld.

Punctieplaats

Bloed afkomstig van een arteriële, veneuze of capillair punctieplaats heeft een andere samenstelling. Arterieel bloed bevat meer glucose en zuurstof, bij de passage doorheen de capillairen worden afvalstoffen zoals ammoniak en lactaat opgenomen.
Standaard gebeurt een veneuze afname van bloed. Capillair bloed bezit normaal een samenstelling eerder gelijkend op die van arterieel bloed.

Gebruik van knelband

De knelband zal aanleiding geven tot een hemoconcentratie met stijging van hematocriet, eiwitgebondenparameters, ammoniak en lactaat.

Hemolyse vermijden

Hemolyse is de meest voorkomende interferentie bij de bloedafname en leidt vaak tot niet-interpreteerbare resultaten.
Het voorkomen van hemolyse verdient de groots mogelijke aandacht:

  • vermijd te lang aanspannen met knelband
  • vermijd turbulentie bij de afname door gebruik van naalden en tubes met diverse afmetingen.  Op de spoedafdeling wordt het probleem onder controle gebracht door het gebruik van afnamebuizen met een gereduceerd vacuüm.
  • moeilijke, langdurige bloedafname leidt vaak tot hemolyse
  • rechtstreeks effect van hemolyse door het vrijkomen van substanties uit de rode bloedcellen met een hogere concentratie: kalium, LDH, SGOT, magnesium, folaat
  • onrechtstreeks effect door het vrijkomen van storende substanties met invloed op de meetwaarden: alkalische fosfatasen, CK, ijzer, totaal eiwit, bilirubine, gamma-GT, amylase

Voor de meeste biochemische bepalingen wordt de interferentie gemeten en de invloed van hemolyse wordt toegevoegd aan het meetresultaat.

Bloed afgenomen langs dezelfde kant van het infuus is meestal bijbesmet met toegediende vloeistoffen en mag niet gebruikt worden.
Bloedafname via een intraveneuze catheter is toegelaten mits men eerst een hoeveelheid bloed verwijdert, minstens gelijk aan het volume van de catheter. Doorgaans dienen de eerste 10 ml verwijderd te worden.
Vooral resultaten van stollingstesten zijn sterk beïnvloed door interferentie van het heparine afkomstig van de afname via catheter.

De legende van het aanvraagformulier en de individuele analysefiches bevatten de nodige inlichtingen voor de correcte monstername.
Citraatafname (blauwe stop – stollingstesten) is de meest kritische afname:

  • nooit als eerste tube afnemen om activering van het stollingsmechanisme te vermijden door blootstelling aan weefseltromboplastine
  • verhouding bloed t.o.v. citraat is zeer kritisch: respecteer 1 deel citraat en 9 delen bloed.
  • controleer de vervaldatum van het gebruikte afnamemateriaal

Ideaal gebeuren de onderzoeken binnen de 6 uur na de bloedafname.
Vermijd langdurige bewaring van het staal bij kamertemperatuur, een stijging van ammoniak, lactaat en renine en een daling van catecholamines wordt gezien.
Glucose wordt verbruikt indien niet afgenomen op een fluoride buis (grijze stop)
Vrijstelling van intracellulaire componenten zoals kalium, magnesium, LDH en SGOT.
Bewaring in de koelkast dient men zeker te vermijden behalve voor EDTA (paarse stop) en in het algemeen stalen voor microbiologisch onderzoek.
Bij transport van buiten het ziekenhuis dient vooral de  blootstelling aan extreme warmte en koude worden voorkomen door gebruik te maken van aangepaste transportcontainers.